De meeste van onze lezers zal het ongetwijfeld zijn ontgaan, maar de tweede week van september vond in het Roemeense Sibiu een belangrijke oecumenische ontmoeting plaats. Veel aandacht kreeg de bijeenkomst overigens niet, geprangd als ze zat tussen de vaderlandse perikelen bij het vormen van een nieuwe regering en het bezoek van paus Benedictus XVI aan Oostenrijk.
<br>Toch is er wellicht meer aan de hand. Oecumene, het streven naar toenadering en verzoening tussen de christelijke Kerken, is niet onze eerste bekommering. Er zijn hier trouwens zo veel andere en naar we menen ook dringende uitdagingen op pastoraal en spiritueel vlak, zowel in de parochie als in het persoonlijke leven. We ervaren oecumene als ver van ons bed en niet meteen om van wakker te liggen.
<br>Jammer, want zeker in het Europa van na de val van de Berlijnse Muur wint de oecumene nog aan belang. Immers, door het wegvallen van grenzen in het nieuwe Europa komen we meer dan ooit in contact met christenen uit andere Kerken. In een wereld waar God nog amper zijn plaats vindt, is de verdeeldheid tussen de christenen bovendien niet meteen een referentie. Daarom zijn initiatieven zoals de Europese samenkomst in Sibiu van meer dan symbolische betekenis.
<br>Uit de talrijke teksten van toespraken, conferenties en werkwinkels, trof me persoonlijk heel bijzonder een uitspraak van kardinaal Kasper. Deze Duitse prelaat is al een hele tijd voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Oecumene, de hoogste katholieke instantie op vlak van oecumene. In zijn bijdrage stelde hij dat „elkaar te vriend houden, de schone schijn ophouden en enkel leuk met elkaar omgaan” de oecumene niet voorthelpen. „Slechts de dialoog in waarheid en duidelijkheid helpt ons vooruit”, betoogde hij.
<br>De curiekardinaal heeft zonder meer gelijk, als hij waarschuwt voor goedkope hoop op hereniging door de echte problemen te verzwijgen. Maar kan er ooit vooruitgang komen, als we elkaar niet te vriend worden? Kan de waarheid wel zonder die vriendschap? Ik ben geneigd om die vraag negatief te beantwoorden.
<br>Er is grote behoefte aan die oefenschool van de vriendschap. Ontmoetingen zoals die in Roemenië vormen daartoe bevoorrechte gelegenheden. Maar ook op veel kleinere schaal en op lokaal vlak zijn er kansen. Bij elkaar op bezoek gaan, of als parochie verbroederen met andere christelijke gemeenschappen van stad of streek. Door over de landsgrenzen heen te jumeleren met een protestantse, anglicaanse of orthodoxe parochie.
<br>Zelf leerde ik mijn eigen geloof beter kennen en waarderen in de vele vriendschappelijke ontmoetingen tussen het aartsbisdom Mechelen-Brussel en het anglicaanse aartsbisdom York in Engeland. Daarbij werden geen verschillen weggemoffeld of toegedekt, maar werden door hechte en eerlijke vriendschappen de harten voor elkaar geopend. Geen direct meetbare resultaten, wel de humus voor ontkiemende zaadjes.
<br>Ik moet hierbij terugdenken aan wat ik in onlangs las op de Hasseltse bisdombladzijden van ons blad. Overigens in een heel andere context haalde een Limburgse priester daar mgr. Schruers aan: „Op de vierkante meter waar je nu staat, moet je alle krachten van het hart verzamelen voor de mens van deze ontmoeting.” En zelf vervolgt die priester: „Dit was een typische levenshouding van Jezus.” Ik denk dat dit ook geldt voor de oecumene, we moeten eerst ons hart openen, willen we vooruitgang boeken. Om echt te luisteren en open te staan voor de andere moeten we dus meer ‘hart- dan ‘hoofdmensen’ worden en ons ontrukken aan de „dictatuur van ons hoofd”.
<br>
Column