ZELFS bekende mensen lijken deze dagen almaar minder gêne te voelen om te bekennen dat ze geloven of dat spiritualiteit in hun leven niet onbelangrijk is. Doorgaans schermen ze dit aspect van hun leven direct vakkundig af. „Het is iets persoonlijks tussen mij en God.” Daarbij is Kerk of instituut volstrekt uit den boze.
<br>Nu ga je mij het grote belang van een persoonlijke Godrelatie niet horen in twijfel trekken. Wel dat je geloven helemaal in je eentje kunt klaren. Uiteraard weet ik dat velen zich ontgoocheld afwendden van het instituut Kerk. Ze kwamen in hun persoonlijke leven in botsing met de eisen en verwachtingen van de Kerk. Ze voelden zich niet begrepen of konden zich niet verzoenen met standpunten van paus of hiërarchie. Het instituut speelt onvoldoende en veel te traag in op wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen. In een periode waarin de individuele zelfontplooiing als na te streven goed geldt, wordt de Kerk ervaren als bevoogdend en verknechtend.
<br>In een onbewaakt moment vertrouwen vrienden van vroeger me wel eens toe hoe ze met gemengde gevoelens terugblikken op dit wegdrijven. Lange tijd slaagden ze erin te blijven leven vanuit de waarden van hun jeugd, maar stilaan gingen ze ervaren hoe moeilijk het wordt wanneer die waarden niet langer worden gevoed. En hoe het nog moeilijker wordt ze door te geven aan de volgende generatie zonder een dragende structuur.
<br>Dat aanvoelen is intussen stevig wetenschappelijk onderbouwd. Onderzoek van godsdienstsociologen toonde overtuigend aan dat individueel beleefde spiritualiteit niet echt toekomst heeft. Het blijkt niet enkel moeilijk vol te houden, maar is op termijn ook nefast voor de kwaliteit van het geloven.
<br>Maar doen wij als kerkgemeenschap wel voldoende om onthalende gemeenschappen te zijn voor wie op zoek is naar spiritualiteit of naar de plaats van God in zijn of haar bestaan? Zijn we als lokale geloofsgemeenschappen – vaak onbewust, of gedwongen door omstandigheden – soms niet vergleden naar ietwat gesloten genootschappen? Gezellige clubjes waarin oude getrouwen zich goed voelen en elkaar bemoedigen. Je hoeft maar te verhuizen naar een andere gemeente om te ervaren hoe moeilijk het is om als nieuweling aansluiting te vinden bij een parochie.
<br>Allicht een té makkelijke vaststelling. Toch vraag ik me wel eens af of we ons niet te snel laten ontmoedigen. Laatst maakte ik het zelf mee in eigen parochie. In voorbereiding op de eerste communie waren de kinderen naar de kerk gekomen om alvast de liedjes te oefenen. Aangezien het kindernevendienst was, bleven velen nadien voor de zaterdagavondviering. Gevolg: een drukte van jewelste, waardoor je je bij het binnenkomen eerder in een overdekte speeltuin waande. Niet enkel die kinderen hebben weinig voeling met wat in de kerk gebeurt, hun ouders ontberen veelal evenzeer het abc van onze liturgie.
<br>Naarmate de viering vorderde, groeide die zaterdagavond toch een echt vierende gemeenschap. Na de communie viel zowaar een stilte waarbij je een speld kon horen vallen. Een sterke ervaring voor iedereen, zo bleek. Toegegeven, ik had me aanvankelijk ook geërgerd, maar moest nadien bekennen dat we misschien te snel oordelen. Staan we open om op die momenten missionair te zijn?
<br>
Column