Kerkelijke feesten ritmeren al een tijdje niet langer onze samenleving. Waren hun namen tot vóór kort minstens nog gekend als aanduiding voor vakantiedagen, dan treden we ook op dat vlak stilaan een nieuw tijdperk binnen. Vraag de gemiddelde leerling van de basisschool naar Allerheiligen of Allerzielen, en je krijgt vragende blikken. Heb je het daarentegen over Halloween, dan volgt geheid een enthousiast verhaal over pompoenen, heksen en andere griezels. De Allerheiligenvakantie wordt vrij algemeen herfstvakantie genoemd en die van Pasen heet nu lentevakantie.
<br>Het zijn even zoveel tekenen van een cultuur die in versneld tempo niet langer christelijk kan genoemd worden. In die mate zelfs dat BV’s, die beweren van hun christelijk geloof afgevallen te zijn, zich vragen stellen. Zo vinden ze „het nog altijd goed dat begrafenissen in de kerk plaatsvinden. In crematoria is het toch niet hetzelfde. Een kerk is daartoe geëigend en heeft rituelen uitgewerkt”. Of Jan Leyers, die voor zijn Canvas-programma De weg naar Mekka door tal van islamitische landen reisde en nadien pleitte voor een betere kennis van onze christelijke cultuur.
<br>Zelfs Kerstmis wilden onze BV’s veilig stellen, zo leek het even. De makers van een consumentenprogramma op Radio 1 lanceerden immers een actie om de al te vroege commercialisering van dit feest een halt toe te roepen. Ze eisten een sperperiode tot 15 december, vroeger mocht er volgens hen niet begonnen worden. Gehaaide publiciteitsjongens zagen hun kans schoon en lanceerden prompt een ondersteunende stickeractie. Meteen een campagne voor het weekblad Humo. De slogan In godsnaam, geen kerstgedoe vóór 15 december maakte het terstond duidelijk. Met bekommering om Kerstmis had het hele ‘gedoe’ weinig van doen. Wel met de sfeer van feeërieke verlichting, versierde kerstbomen, flonkerende kaarsen en gezellig tafelen aan de feestdis. Dit alles mag er best zijn, net zoals de pakjes en de kerstmuziek op straat. Liefst ook een kerststalletje met Jozef, Maria en het Kind in de etalage of op het plein. Want dat laatste wordt wel eens gebannen – zoals in onze nationale luchthaven – onder het mom van neutraliteit.
<br>Maar misschien heeft deze sperperiode toch ook nog een ander positief neveneffect. Ze geeft ons de kans ons te richten op wat er daagt aan de horizon op die donkerste nacht van het jaar. Het nieuwe Licht dat nooit zal doven, Christus die ons komt verlossen. We krijgen in de weken die ons nog scheiden van Jezus’ geboorte volop de kans ons daarop in te stellen.
<br>Spiritueel dan, want onze ‘sperperiode’ – de Advent – is een tijd van bekering en inkeer. Ze biedt de gelegenheid ons innerlijk voor te bereiden op het feest van zijn Komst. We kunnen ons daarbij spiegelen aan de Bijbelse figuren uit deze liturgische tijd. Zij bereiden zich elk op hun manier voor op die grote gebeurtenis van Gods ontmoeting met de mens.
<br>En in onze gezinnen kunnen we dankbaar gebruik maken van dat oude volksgebruik om een adventskrans te maken. Door elke zondag, vier weken lang een nieuw kaars te ontsteken, wordt het naderen van het Licht aanschouwelijk. En worden we ons ten volle bewust dat het om veel meer gaat dan wat commerciële „kerstgedoe”.
<br>
Column