Onzin over feestdagen en Gaudí

Column

Een commissie van 22 experts, voornamelijk leden van minderhedenorganisaties en academici, ging na hoe ons land omgaat met diversiteit. Dat resulteerde in 68 aanbevelingen voor onderwijs, werk, bestuur, huisvesting en diensten, cultuur en media. Het meest opmerkelijke voorstel betreft wellicht de herschikking van de feestdagen. De commissie stelt voor van de huidige feestdagen maar vijf over te houden: Kerstmis, nieuwjaar, 1 mei, de nationale feestdag en wapenstilstand. Twee andere dagen mogen vrij worden gekozen en er komen drie nieuwe feestdagen bij die niets met godsdienst te maken hebben: de internationale vrouwendag (8 maart), de dag tegen het racisme (21 maart) en de werelddag van de culturele diversiteit (21 mei).
<br>Te gek voor woorden, zo lijkt het. Feestdagen hebben te maken met de immateriële cultuur van een volk, met collectieve symbolen en rituelen. Niemand betwist het belang van vrouwenrechten, maar moeten we daarom Pasen of Hemelvaart afschaffen? Bovendien creëren we geen nieuwe gemeenschap tussen autochtonen en allochtonen, als we verlangen dat de meerderheid zich zonder meer aanpast aan de verzuchtingen van nieuwe minderheden. Alle ‘verlichte’ regimes die geloofden dat een samenleving van bovenaf perfect maakbaar is, van de Franse Revolutie tot de communistische dictaturen, hebben ondervonden hoe hardnekkig diepgewortelde symbolen en rituelen kunnen zijn.
<br>Tot wat gebrek aan historische kennis leidt, werd ook duidelijk tijdens het recente bezoek van paus Benedictus XVI aan Spanje. Na de inwijding door de paus van de Sagrada Familia, het al even frivole als imposante bouwwerk van de Catalaanse architect Antoni Gaudí (1852-1926), schreef de hoofdredacteur van De Standaard, Bart Sturtewagen, dat Benedictus XVI zich Gaudí’s kerk had toegeëigend. „Hij maakte er een kathedraal van het grote gelijk van”, schreef Sturtewagen, die blijkbaar betreurde dat het hippe en toeristisch belangrijke kerkgebouw door een – in zijn ogen – al te rechtlijnige paus werd ingewijd. Sturtewagens conclusie liet aan duidelijkheid niet te wensen over: „Tot gisteren was de Sagrada Familia van iedereen, nu is ze van Joseph Ratzinger.”
<br>Die uitspraak getuigt niet alleen van een antireligieuze vooringenomenheid, ze leert ook dat Sturtewagen Gaudí niet kent. Uitgerekend Gaudí had namelijk een heel precieze bedoeling met zijn werk: „Ik ben een doorgeefluik van God.” Hoe vooruitstrevend en kosmopolitisch zijn architectuur ook oogt, Gaudí was allereerst ‘architect van God’. Kunst om de kunst vond hij maar niks. Tal van Gaudí’s privé-
<br>huizen bevatten verwijzingen naar het geloof. Bovendien beschouwde hij, naar eigen zeggen, zijn Sagrada Familia als tegengif voor het modernisme. Dat de hippiebeweging in de jaren 1960 en 1970 met zijn werk dweepte, zou hij maar niets gevonden hebben. Hij verafschuwde namelijk dromerige vrijheid. „In de hemel bestaat geen vrijheid,” zei hij, „want als je eenmaal de hele Waarheid kent, zal iedereen zich eraan onderwerpen. Vrijheid is van voorbijgaande aard en door de mens overschat.”
<br>Boete en straf bekleedden een centrale plaats in Gaudí’s geloof. Wijlen Robert Hughes, een kunstcriticus met wereldwijde weerklank, beschreef in zijn monumentale boek Barcelona dat Gaudí in zijn laatste levensjaren nog alleen leefde van water, brood, sla en olijfolie. Hij sliep in een steriel kamertje met daarin een houten bidbankje. Tot zijn dood – hij stierf nadat hij door een tram was aangereden – werd hij verzorgd door een paar nonnen uit een karmelietessenklooster, die erg onder de indruk waren van zijn geloofsbeleving.
<br>Paus Benedictus XVI beschuldigen dat hij Gaudí’s meesterwerk heeft misbruikt, is de historische waarheid zonder meer geweld aandoen

Lees artikel

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Word abonnee
voor €32
tot eind 2024

Registreer je hier