7 Bijbelse vragen aan Marc Van Ranst: ‘Kennis maakt me gelukkig’
Marc Van Ranst (58) is de bekendste viroloog van ons land. Op X (Twitter) laat hij zich scherp uit over de actualiteit, maar op Facebook laat hij zich van zijn creatieve kant zien met digital art.
Wat is je naam?
Marc Van Ranst • In mijn klas zaten altijd wel vijf of zes leerlingen met Marc als voornaam. Bijgevolg werden we aangesproken bij onze familienaam. Zo ging ik dus al vroeg door het leven als ‘de Van Ranst’. De enige bijzonderheid waar mensen naar vragen, is of de naam met c of k geschreven is. Dat vond ik altijd wat mager. ‘De Milo’ had meer geluk. Iedereen had aan zijn voornaam genoeg om te weten over wie het ging. Toen ik zelf vader werd, moest ik niet lang nadenken over de naam voor onze zoon. Milo, dus.
Waarnaar ben je op zoek?
Naar schoonheid. Al van kindsaf bezoek ik graag musea. We hadden een fantastische leraar wiskunde die ons geregeld mee op uitstap nam. Hij had een voorliefde voor de Vlaamse primitieven en die gaf zijn passie aan ons door. Moderne kunstenaars vonden we toen maar kladschilders. Die appreciatie is er pas later bijgekomen.
Tijdens de corona-lockdown heb ik gevoeld wat het is om de schoonheid van kunst te moeten missen.
Toen het eindelijk weer kon, was Het Kunstuur in Mechelen de eerste tentoonstelling die ik bezocht. Bij een werk van Jenny Montigny kreeg ik tranen in de ogen. Kunst geeft meer zuurstof in mijn leven dan ik me realiseerde. Ik zou niet kunnen uitkijken op een kale muur.
Waarover maak je ruzie?
Onrecht in al zijn vormen. Op dit moment wordt dat onrecht belichaamd in de oorlog in Gaza. Sinds ik vader ben, raakt de dood van kinderen mij nog dieper dan vroeger. Dat is zo oneerlijk. In 2014 schreef ik al een opiniestuk waarin ik het had over de ‘Gazacaust’. Ik vind echt dat de ongelijke verhoudingen aangeklaagd moeten worden. Als ik daar kritiek op krijg, is dat maar zo.
Racisme is ook iets waar ik totaal niet bij kan.
Ik heb het moeilijk om vriendelijk te blijven tegen mensen die zich racistisch uiten. Als ik zoiets hoor op een feestje, maak ik best dat ik vroeg weg ben of het loopt slecht af. Ik kan mijn boosheid over dergelijke praat niet in een doosje steken en opbergen. De dialoog aangaan met mensen die extreem-rechts stemmen? Voor mij is dat bijzonder moeilijk. Ik vind racisme een karakterfout.
Wat zie je?
In het begin was ik ervan overtuigd dat de anonimiteit op sociale media nuttig kon zijn. In repressieve regimes gaf het wat ruimte aan mensen om zich vrij te uiten. Maar intussen is gebleken dat ze meer kwaad dan goed doet. Mensen durven aan hun scherm de goorste opmerkingen de wereld in te sturen. Zo vond iemand tijdens de lockdown dat ik moest opgehangen worden omdat hij niet op café kon. Een omaatje dat haar kleinkind aan het voorlezen is, verandert het volgende moment online in een wild dier dat iemand met een andere opinie wel levend kan verscheuren.
Denk je dat ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen?
Als dat al zo is, dan is het alleszins niet geweldig goed gelukt. Ik ben katholiek opgevoed, maar tijdens mijn studies geneeskunde heb ik genoeg ellende gezien om te besluiten dat er geen algoede God kan bestaan. Ik heb niets meer met dat traditionele Godsbeeld. Theologen zullen daar wel een goede uitleg voor hebben, maar godsdiensten hebben in mijn ogen ook te veel onrecht aangericht om daar zelf nog achter te kunnen staan. Ik begrijp dat religie voor vele mensen een houvast en een troost is, en daar kan je enkel respect voor hebben.
Waar is je geloof?
Ik geloof wel in de schoonheid van de natuur. Daar voel ik verwondering. Als je met een telescoop in het oneindige kijkt. Of met een microscoop naar de allerkleinste organismen. Dat mysterie blijft me fascineren. Ik hou heel veel van de krampachtige pogingen om daar iets meer van te begrijpen.
Elk morzeltje nieuwe kennis maakt me zielsgelukkig.
En toch weten dat je het geheel nooit zult begrijpen. Dat we feilbare en sterfelijke mensen blijven. En dat aanvaarden.
Ik wil graag 110 jaar worden en dan mag er nog op mijn grafsteen staan ‘Dik tegen zijn goesting gegaan’, maar ik heb er vrede mee dat het ooit zover komt. Onsterfelijkheid zou de grootste ramp zijn die de mensheid kan overkomen. Elke motivatie om iets in het hier en nu te doen zou wegvallen, omdat je het morgen ook zou kunnen doen. Het resultaat van oneindige deadlines zou apathie en stilstand zijn.
Mijn geloof in mensen ben ik ook nog niet verloren. Iemand die de trein op moet met een zware koffer en iemand anders die hem spontaan overneemt en met een glimlach weer neerzet. Ook in de kliniek ben ik vaak ontroerd door de liefdevolle zorg van mensen voor elkaar. Dat was ook een van de revelaties van de lockdown, vond ik, hoe mensen op onverwachte manieren toenadering zochten tot elkaar. Op dat vlak ben ik zeker niet pessimistisch.
Wat zou je willen dat Ik voor je doe?
Goh, ik heb een prinsenleven. Wat zou ik kunnen of willen vragen? Ik denk dat er veel wachtenden voor mij zijn en ik laat ze met plezier eerst aan de beurt. Laat mij maar even rustig achteraan staan.